- Huizenprijzen zijn sinds 2013 sneller gestegen dan de maximale leencapaciteit, waardoor woningen voor starters minder betaalbaar zijn.
- De betaalbaarheid is cumulatief 25 procent slechter dan in 2013, met prijzen die boven het piekniveau van juli 2022 liggen.
- Om een gemiddelde woning te kopen, is een bruto huishoudensinkomen van minimaal €95.000 nodig, wat slechts 39 procent van de huishoudens heeft.
De betaalbaarheid van woningen voor starters is sinds 2013 aanzienlijk verslechterd. Dat constateren economen bij De Nederlandsche Bank (DNB), Dorinth van Dijk en Niek de Meijier in het economenvakblad Economisch Statistische Berichten (ESB).
Volgens de nieuwe betaalbaarheidsindicator van DNB is de betaalbaarheid van woningen voor starters ongeveer 25 procent slechter dan begin 2013. Deze verslechtering komt doordat de huizenprijzen sneller zijn gestegen dan de maximale leencapaciteit, ondanks een kortstondige daling eerder.
Na een tijdelijke daling zijn de huizenprijzen inmiddels weer boven het piekniveau van juli 2022. De betaalbaarheidsindicator toont aan dat, hoewel de leencapaciteit en huizenprijzen tot eind 2019 elkaar nog redelijk volgden, de prijzen sinds het eerste kwartaal van 2020 aanzienlijk harder zijn gestegen.
Dit komt vermoedelijk door factoren zoals overwaarde, extra spaargeld en financiële giften, wat de betaalbaarheid van woningen voor starters verder onder druk heeft gezet.
Huidige betaalbaarheidssituatie
Om eind 2023 een woning van gemiddelde waarde (€452.000) te kunnen kopen, moet een huishouden een bruto jaarinkomen van minimaal €95.000 hebben.
Dit is een inkomen dat slechts 39 procent van alle huishoudens in Nederland heeft, wat de betaalbaarheidsproblematiek, met name voor starters, aanzienlijk maakt.
De huidige situatie onderstreept de uitdaging die veel starters ervaren bij het betreden van de woningmarkt.