Box 3 zorgt ervoor dat het bezit van een vakantiewoning geen onverdeeld genoegen meer is

Recreatiewoning

Recreatiewoning Foto: CNS

  • De stijgende WOZ-waarden van vakantiewoningen zorgen voor hogere box 3-heffingen.
  • Het forfaitaire rendement wijkt vaak sterk af van het werkelijke rendement, wat leidt tot oneerlijke belastingdruk.
  • Vanaf 2026 verslechtert de situatie verder, met hogere percentages en een bijtelling voor eigen gebruik.

De coronacrisis heeft een golf van aankopen van vakantiewoningen op gang gebracht. Veel Nederlanders zagen in een tweede huis een veilige haven voor ontspanning én een slimme investering.

De massale interesse dreef de WOZ-waarden omhoog, goed nieuws voor wie op tijd instapte, maar minder fijn voor de belastingaanslag.

Wat begon als een slimme zet voor vrije tijd en vermogen, krijgt door het systeem van box 3 een steeds bitterder nasmaak. De huidige en aankomende regels zorgen ervoor dat bezit niet langer alleen een plezierige luxe is, maar ook een fiscale last, zo constateert ook Henry Meijer in een column voor FiscAlert.

Alle zorgen die we kennen van de ‘gewone’ residentiële huurmarkt, zien we ook terug als een last voor diegenen met een vakantiehuisje, zo somt Meijer op. We zetten de zaken nog maar eens op een rijtje.

Onevenredige belastingdruk

In 2025 hanteert de Belastingdienst een forfaitair rendement van 5,88% over de WOZ-waarde van de vakantiewoning. Een eventuele hypotheekschuld mag slechts beperkt worden afgetrokken. Over het saldo wordt 36% inkomstenbelasting geheven.

Voor veel particuliere eigenaren pakt deze berekening ongunstig uit.

Zeker wanneer een vakantiewoning slechts beperkt verhuurd wordt of wanneer kosten zoals onderhoud en verzekering het rendement drukken.

Hoewel er dankzij een uitspraak van de Hoge Raad een mogelijkheid bestaat om aan te tonen dat het werkelijke rendement lager ligt dan het forfaitaire, blijkt dit in de praktijk nauwelijks haalbaar, zo schreven we al.

Het werkelijke rendement moet over het volledige vermogen worden berekend en houdt geen rekening met kosten of vrijstellingen. Zelfs een stijging van de woningwaarde telt daarin mee, wat tot scheve uitkomsten leidt.

Strengere regels vanaf 2026

Met Meijer zien wij natuurlijk ook: vanaf 2026 wordt het belastingklimaat voor tweede woningen nog onaangenamer. Niet alleen stijgt het forfaitaire rendementspercentage van 5,88% naar een stevige 7,78%, ook wordt het eigen gebruik van de vakantiewoning fiscaal belast via een bijtelling van de economische huurwaarde.

Hoe hoog die wordt, is nog niet zeker, maar schattingen gaan uit van ongeveer 3% van de WOZ-waarde.

In 2028 zou het forfaitaire systeem verdwijnen en plaatsmaken voor een belasting op het werkelijke rendement. Ook dan blijft het eigen gebruik niet buiten schot: het wetsvoorstel introduceert een zogeheten vastgoedbijtelling van 3,35%. Wie zelf van zijn vakantiewoning geniet, wordt dus alsnog belast alsof hij huur ontvangt.