- De staatssecretaris benadrukt dat een vermogensbelasting niet mag leiden tot interen op vermogen, in lijn met eerdere jurisprudentie.
- Hij onderstreept het belang van het draagkrachtbeginsel en pleit voor een belastingstelsel dat hierop aansluit.
- Het wetsvoorstel Wet werkelijk rendement box 3 en de Wet tegenbewijsregeling box 3 worden voorbereid om een juridisch houdbaar belastingstelsel te waarborgen.
Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen van Financiën heeft de resterende antwoorden op vragen uit het recente commissiedebat box 3 naar de Tweede Kamer gestuurd.
Tijdens het debat werd door meerdere Kamerleden gevraagd naar de mogelijkheid van een vermogensbelasting. De staatssecretaris wijst erop dat een dergelijke belasting niet zomaar in te voeren is.
In tegenstelling tot wat sommige politici veronderstellen, is een vermogensbelasting niet eenvoudiger of sneller te implementeren dan de Wet werkelijk rendement box 3. Wetgeving en uitvoering vergen jaren aan voorbereiding, waardoor invoering voor 2028 niet haalbaar is.
Een ander belangrijk punt is dat een vermogensbelasting niet mag leiden tot ‘interen op vermogen’, ziet ook belastingadviseur Cor Overduin in een commentaar bij de beantwoording op LinkedIn.
Dit principe werd eerder bevestigd door de Hoge Raad in een arrest van 2 juli 2021, waarin werd gesteld dat belastingplichtigen niet gedwongen mogen worden om hun vermogen aan te spreken om de belasting te kunnen voldoen.
Dit vormt een fundamenteel uitgangspunt bij de vormgeving van box 3-heffingen.
Draagkrachtbeginsel centraal bij belastingheffing
De staatssecretaris benadrukt dat een belastingstelsel moet aansluiten bij het draagkrachtbeginsel. Dit betekent dat belastingplichtigen bijdragen naar vermogen, waarbij de belastingdruk evenredig wordt verdeeld.
Een vermogensbelasting, waarbij belasting wordt geheven ongeacht het gerealiseerde rendement, sluit hier niet op aan. Personen met een laag rendement zouden relatief zwaarder worden belast dan degenen met een hoog rendement, wat als oneerlijk wordt gezien.
Deze redenering sluit aan bij de bredere fiscale principes in de inkomstenbelasting, waar het belasten naar draagkracht een leidend beginsel is.
Overduin sluit zich hier bij aan, met een extra kanttekening, “Wat mij betreft, mag hij dat leidende principe breder hanteren, het is het fundament onder onze gehele Wet op de inkomstenbelasting”
“Eerlijk belasting heffen graag, ook in box 3 s.v.p”.
Voorbereiding op een nieuw box 3-stelsel
Om tegemoet te komen aan de gerechtelijke uitspraken en maatschappelijke kritiek, werkt de staatssecretaris aan de Wet werkelijk rendement box 3 en de Wet tegenbewijsregeling box 3.
De Raad van State heeft inmiddels geadviseerd over beide wetsvoorstellen en de reacties daarop worden momenteel verwerkt. Het streven is om de Wet tegenbewijsregeling box 3 binnen enkele weken bij de Kamer in te dienen en de Wet werkelijk rendement box 3 voor het einde van het eerste kwartaal van 2025.
Daarnaast wordt de implementatie van het systeem voorbereid, zodat belastingplichtigen deze zomer via een speciaal formulier hun werkelijke rendement kunnen opgeven bij de Belastingdienst.
Dit moet ervoor zorgen dat belasting wordt geheven op basis van daadwerkelijke inkomsten, en niet op basis van veronderstellingen die in de praktijk tot oneerlijke situaties kunnen leiden.