- Vanaf 2030 moeten alle nieuwe gebouwen in de EU emissieloos zijn, met een voorloperregeling voor publieke gebouwen vanaf 2028. Bestaande gebouwen moeten binnen 25 jaar voldoen aan deze eis.
- De transitie naar emissieloze gebouwen vereist aanzienlijke investeringen in energiebesparende maatregelen, wat de bouwkosten kan verhogen maar uiteindelijk leidt tot lagere energiekosten.
- De richtlijn stimuleert innovatie in financieringsoplossingen en biedt kansen voor leveranciers van duurzame technologieën, hoewel deze ook gepaard gaat met financiële risico’s en onzekerheden.
De Europese Unie heeft aangekondigd dat alle nieuwe gebouwen binnen zes jaar emissieloos moeten zijn, dat schrijft FM.
Deze ambitieuze doelstelling, gesteund door het Europees Parlement en de lidstaten, markeert een keerpunt in de strijd tegen klimaatverandering. Voor publieke gebouwen wordt deze norm zelfs al twee jaar eerder, in 2028, van kracht. Daarnaast wordt van bestaande gebouwen verwacht dat zij binnen een kwart eeuw dezelfde transitie doormaken.
Deze nieuwe richtlijn betekent een significante verschuiving in hoe gebouwen worden ontworpen, gebouwd en gerenoveerd in de EU. Het vereist een diepgaande heroverweging van bouwpraktijken, waarbij duurzame technologieën zoals isolatie, warmtepompen en zonnepanelen centraal staan. Hoewel de initiële investeringen fors zijn, met een verwachte stijging van de bouwkosten tussen 10% en 20%, wordt aangenomen dat de verminderde energiekosten deze extra uitgaven op de lange termijn zullen compenseren.
Onzekerheid over de vraag naar duurdere emissieloze gebouwen
Ht besluit brengt zowel uitdagingen als kansen met zich mee. Aan de ene kant moeten vastgoedeigenaren bereid zijn om aanzienlijke kapitaaluitgaven te doen voor de renovatie van bestaande panden om aan de nieuwe emissienormen te voldoen.
Dit zal onvermijdelijk de huurinkomsten beïnvloeden en vereist een herbeoordeling van investeringsstrategieën, met mogelijk een versnelling van investeringen in vastgoed om aan de aankomende regelgeving te ontsnappen.
Aan de andere kant biedt de richtlijn ook kansen. De verwachte stijging in de vraag naar energiebesparende producten en diensten creëert een bloeiende markt voor leveranciers en dienstverleners op dit gebied. Daarnaast stimuleert het de financiële sector om innovatieve financieringsoplossingen te ontwikkelen, zoals groene obligaties of subsidies van de overheid, om deze transitie te ondersteunen.
Desondanks brengt deze omschakeling risico’s met zich mee. De kosten voor geplande bouwprojecten kunnen hoger uitvallen dan verwacht, en er bestaat onzekerheid over de vraag naar duurdere emissieloze gebouwen.