- De nieuwe box 3-herstelwet legt een zware last op particuliere verhuurders, wat het aanbod van middenhuur bedreigt.
- De belasting over papieren waardestijgingen en het ontbreken van aftrekposten zorgen voor onbegrip en weerstand.
- Experts waarschuwen dat de wet onbedoelde negatieve effecten heeft op de woningmarkt en juridisch aanvechtbaar kan zijn.
Het debat rond de box 3-herstelwet is uitgesteld tot 20 februari, dat schrijft het AD. Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen van NSC zit ziek thuis. Ook premier Dick Schoof zit thuis met griep.
Terwijl zij nu thuis uitzieken klinken er steeds meer stemmen die oproepen tot bezinning bij de wetgever, zo schrijft De Telegraaf.
De overheid wil meer middenhuurwoningen, maar in de praktijk lijkt de huidige fiscale koers juist het tegenovergestelde te bereiken. Door de oplopende belastingdruk in box 3 besluiten veel particuliere verhuurders hun panden te verkopen.
“Dan kun je zeggen dat die huizen in handen komen van starters, maar voor een gemiddelde starterswoning in de vier grote steden heb je tegenwoordig een salaris van €100.000 nodig”, zegt voorzitter Niek Verra van branchevereniging Vastgoed Belang tegenover de krant.
Een van de reden achter deze ontwikkelingen is de box 3-herstelwet, die vanaf 2026 in werking treedt. Tot de invoering van een nieuw stelsel in 2028, waarbij beleggers belasting betalen op basis van daadwerkelijk rendement, wordt er een tussenoplossing gehanteerd.
Dit noodverband dwingt beleggers om belasting te betalen over forfaitaire rendementen en papieren waardestijgingen van hun vastgoed.
Ongelijke behandeling en juridische vraagtekens
Kosten zoals onderhoud en financieringslasten kunnen niet in mindering worden gebracht, terwijl vastgoedbeleggers die opereren vanuit een bv wél aftrek mogen toepassen in box 2.
Daarnaast roept de belasting op papieren waardestijgingen veel weerstand op. Verhuurders moeten belasting betalen over een gestegen WOZ-waarde, ook als zij dit rendement niet daadwerkelijk hebben gerealiseerd. In het toekomstige stelsel wordt pas bij verkoop afgerekend, wat als eerlijker wordt beschouwd.
Dit verschil in aanpak leidt tot juridische vraagstukken en mogelijk nieuwe rechtszaken.
Fiscalist Cor Overduin van Grant Thornton stelt dat het ministerie kiest voor de meest kostenefficiënte vorm van rechtsherstel, waarbij de financiële impact voor de overheid tot een minimum wordt beperkt.
Al eerder gaf Overduin aan dat er veel onduidelijkheid is over de vele haken en ogen aan de box 3 wetgeving. We zien een waar moeras van verschillende uitspraken en zienswijzen. Volgens Overduin blijft de kern van het probleem onaangeroerd: het forfaitaire rendement is gebaseerd op een verouderde methode en achterhaalde aannames. Pogingen om dit te herzien zijn in het parlement steeds weggeschoven, vaak met het argument dat het wettelijk niet verplicht zou zijn.