- De landsadvocaat waarschuwde al in 2022 dat een vermogensbelasting die niet gedekt wordt door inkomsten uit het vermogen, mogelijk in strijd is met het eigendomsrecht.
- Een tarief van 2,8% kan leiden tot aantasting van vermogen zelf, wat de proportionaliteitstoets van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens mogelijk niet doorstaat.
- Het risico bestaat dat de Hoge Raad het voorgestelde box 3-stelsel onrechtmatig zal achten, vergelijkbaar met eerdere uitspraken over het oude systeem.
Met de invoering van een belastingtarief van 2,8% in box 3, ook op vermogenscomponenten die geen directe inkomsten genereren, lijkt de wetgever opnieuw een koers te varen die mogelijk juridisch onhoudbaar is.
In 2022 waarschuwde de landsadvocaat expliciet dat het heffen van een dergelijke vermogensbelasting op structurele basis de proportionaliteitstoets op stelselniveau mogelijk niet doorstaat, zeker wanneer belastingplichtigen daardoor moeten interen op hun vermogen. Daarop wijst fiscalist Cor Overduin, die eerder al stelde dat de maatregel het eigendomsrecht ondermijnt en sterk afwijkt van buitenlandse belastingpraktijken.
De kern van deze zorg is dat belastingheffing die niet gebaseerd is op feitelijke inkomsten, maar op de aanname van een fictief rendement, een inbreuk kan vormen op het eigendomsrecht zoals beschermd onder artikel 1 van het Eerste Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, ziet Overduin.
Interessant is dat Overduin eerder succesvol procedeerde inzake de box 3 ‘spaartaks’.
Proportionaliteitstoets dreigt struikelblok te worden
Volgens het advies van de landsadvocaat wordt de proportionaliteit van een belastingmaatregel mede beoordeeld op de ernst van de aantasting van eigendom.
Bij belastingheffing zonder directe opbrengsten, zoals bij spaargeld of het eigen gebruik van een woning, ontstaat het risico dat belastingplichtigen worden geconfronteerd met lasten die zij alleen kunnen voldoen door hun vermogen aan te spreken.
Hoewel de landsadvocaat zich in 2022 baseerde op een tarief van 1 tot 2 procent, ligt het voorgenomen tarief in de huidige plannen met 2,8 procent aanzienlijk hoger. Daarmee neemt de kans toe dat het Europees Hof een dergelijke heffing als onevenredig beschouwt.
Herhaling van eerdere rechtsproblemen in zicht
De Hoge Raad oordeelde eerder al dat het oude box 3-stelsel in strijd was met het EVRM. Volgens de landsadvocaat bestaat het risico dat soortgelijke bezwaren ook gelden voor het nieuwe voorgestelde stelsel.
Dit zou betekenen dat de wetgever opnieuw een route inslaat die juridisch wankel is en mogelijk tot jarenlange procedures en hersteloperaties leidt.
Als deze signalen uit zowel de rechtspraktijk als de adviserende gremia worden genegeerd, rijst de vraag of de wetgever lering trekt uit het verleden. De discussie lijkt daarmee niet alleen een fiscale, maar ook een fundamentele rechtsstatelijke dimensie te krijgen.