- De recent aangenomen Wet betaalbare huur is bedoeld om ‘woekerhuren’ tegen te gaan, maar stuit op flinke kritiek van experts en de vastgoedsector.
- Kritiek richt zich op de onbedoelde negatieve effecten van de wet, die een segment van de huurmarkt potentieel onrendabel maakt.
- De wetgeving weerspiegelt een groeiende kloof tussen politieke beslissingen en de economische realiteit van de woningmarkt.
Met de instemming van de Tweede Kamer lijkt de Wet betaalbare huur een feit te worden, ondanks aanzienlijke tegenstand. Deze wet introduceert een nieuw gereguleerd huursegment voor middeninkomens, bedoeld om de hoge huurprijzen in stedelijke gebieden aan te pakken.
Vastgoedmarkts hoofdredacteur Servaas van der Laan wijst in een opiniestuk op de diepere problematiek die deze aanpak met zich meebrengt.
Kritiek op de Wet betaalbare huur is tweeledig. Ten eerste wordt de wet gezien als een reactie op marktfalen, maar veel deskundigen, waaronder de Raad van State, betogen dat deze regeling niet aansluit bij de complexe realiteit van de huurmarkt. De voorgestelde regulering zou met name in de vijf grote steden noodzakelijk zijn, waar de huurprijzen het hoogst zijn, maar een uniforme aanpak kan juist in andere delen van het land problematisch uitpakken.
De wet zou verder ook een groot deel van de middenhuurmarkt potentieel onrendabel maken door strenge huurplafonds, wat op lange termijn kan leiden tot minder investeringen in nieuwe huurwoningen. Dit is een slechte ontwikkeling in een tijd waarin juist een grotere, niet minder, bijdrage van private investeerders noodzakelijk is om het woningtekort aan te pakken.
Deze maatregelen illustreren een bredere trend van politieke besluitvorming die steeds verder af lijkt te staan van de economische en sociale realiteit, zo stelt Van der Laan.
Door te kiezen voor een simplistische oplossing voor een complex probleem, riskeert de politiek niet alleen de effectiviteit van haar beleid, maar ook het vertrouwen van de burgers die zij dient te beschermen en vertegenwoordigen.