- De voorgestelde huurbevriezing verbetert de betaalbaarheid voor huurders, maar zet de financiële positie van woningcorporaties verder onder druk.
- Structurele investeringen vanuit de overheid zijn nodig om woningcorporaties in staat te stellen te bouwen, verduurzamen en betaalbare huren te blijven bieden.
- Zonder een ambitieuze visie en financiële steun blijft de sociale huursector krimpen en verergeren de woonproblemen in Nederland.
De aangekondigde huurbevriezing in de sociale huursector, zoals opgenomen in de Voorjaarsnota, lijkt op het eerste gezicht goed nieuws voor zittende huurders.
Toch brengt deze maatregel forse financiële gevolgen met zich mee voor woningcorporaties.
Door het stilzetten van de huurprijzen blijven hun inkomsten achter, waardoor noodzakelijke investeringen in nieuwbouw, onderhoud en verduurzaming verder onder druk komen te staan.
Hoewel er enige compensatie wordt geboden, is die bij lange na niet voldoende om de inkomstenachterstand te dekken.
De impact van twee jaar huurbevriezing reikt bovendien ver voorbij de bevriezingsperiode zelf, schrijft ook Cody Hochstenbach, universitair docent stadsgeografie aan de Universiteit van Amsterdam, in een opiniestuk in De Volkskrant.
De structureel lagere inkomsten beperken ook de leencapaciteit van corporaties, waardoor hun investeringsmogelijkheden verder afnemen.
‘Structurele verzwakking van de sociale huursector’
De financiële beperkingen waarmee woningcorporaties kampen, zijn geen op zichzelf staande problemen. Ze zijn het gevolg van jarenlang overheidsbeleid dat vooral gericht was op beperking en belasting van de corporatiesector, ziet Hochstenbach.
De afschaffing van de verhuurderheffing in 2023 bood enige verlichting, maar tegelijkertijd lopen de belastingen op behaalde winsten verder op, wat de investeringsruimte opnieuw inperkt.
Deze keuzes weerspiegelen een ideologie die sociale huur beschouwt als een minimaal vangnet, waar zo weinig mogelijk publieke middelen naartoe mogen.
De bouwcijfers laten zien wat hiervan het gevolg is: van jaarlijks bijna 30 duizend nieuwe sociale huurwoningen vóór 2013, naar ongeveer 15 duizend in de jaren daarna. Gecombineerd met verkoop en sloop, betekent dit een structurele krimp van de sociale voorraad en onverminderd lange wachtlijsten.
Investeren in de toekomst van volkshuisvesting
De ambitie om de bouwproductie van sociale huurwoningen weer op te krikken tot 30 duizend per jaar lijkt onder de huidige omstandigheden moeilijk haalbaar.
Zelfs als dit doel wordt bereikt, zal de totale sociale woningvoorraad verder dalen. Zonder stevige, structurele investeringen blijft de sector onvoldoende in staat om betaalbare, toekomstbestendige woningen te leveren.
Een nieuwe visie op volkshuisvesting is noodzakelijk, vindt Hochstenbach. Dat betekent niet alleen het herstellen van de bouwcapaciteit, maar ook investeren in onderhoud, verduurzaming en het klimaatbestendig maken van bestaande woningen.
Om die doelen te realiseren, moet de overheid de financiële basis van woningcorporaties versterken, zodat deze weer kunnen functioneren als robuuste pijlers van de Nederlandse volkshuisvesting.
Hochstenbach toonde zich eerder overigens ook kritisch over de voorgenomen liberaliseringen die in de nieuwe middenhuur moeten gaan gelden.