Invoering nieuwe vermogensbelasting op basis van werkelijk rendement in 2027 lijkt onhaalbaar

Jong stel

Jong stel Foto: CNS

  • De Belastingdienst ziet invoering van de nieuwe vermogensbelasting in 2027 als onmogelijk.
  • Elke vertraging kost de overheid naar schatting €2 miljard per jaar.
  • Staatssecretaris Idsinga onderzoekt alternatieven en probeert de impact op de begroting te beperken.

De invoering van een nieuwe vermogensbelasting op basis van werkelijke rendementen, die oorspronkelijk gepland stond voor 2027, lijkt wederom te vertragen. Dat schrijft het Financieele Dagblad.

Volgens de Belastingdienst is het onhaalbaar om deze nieuwe belasting tijdig door te voeren vanwege problemen met de ICT-capaciteit. Deze tegenvaller betekent dat de schatkist mogelijk €2 miljard per jaar aan belastinginkomsten misloopt.

Probleem met ICT-capaciteit

De vertraging bij de invoering van de Wet werkelijk rendement box 3 heeft te maken met eerdere uitspraken van de Hoge Raad, die in 2021 oordeelde dat de toenmalige vermogensrendementsheffing onrechtmatig was.

Vervolgens oordeelde de Hoge Raad in juni 2023 dat de compensatie die belastingbetalers kregen, onvoldoende was. Hierdoor moet de Belastingdienst het rechtsherstel opnieuw uitvoeren voor belastingplichtigen met beleggingen die recht hebben op compensatie.

Dit vergt zoveel van de ICT-capaciteit van de fiscus dat er geen ruimte meer is om de nieuwe wetgeving in 2027 in te voeren.

Staatssecretaris Folkert Idsinga, verantwoordelijk voor het dossier, onderzoekt nu alternatieven om de belasting alsnog te herzien. Hij heeft aangegeven dat de huidige plannen te complex zijn om op korte termijn uit te voeren. Een alternatief plan wordt verkend, waarbij Idsinga hoopt de financiële impact tot 2026 te beperken.

De financiële gevolgen van de vertraging zijn aanzienlijk. Door de juni-arresten van de Hoge Raad loopt de overheid in 2025 en 2026 respectievelijk €1,694 miljard en €1,750 miljard mis.