- Demissionair staatssecretaris van Fiscaliteit, Marnix van Rij adviseert het volgende kabinet een verlaging van het fictief rendement in box 3 naar 4%.
- Van Rij bekritiseerde op een bijeenkomst de uitkomst van de huidige belastingregels, en pleit nu voor realistischer benadering in box 3 wetgeving.
- Ook bekritiseert hij de hoge overdrachtsbelasting en stelt dat dat deze ‘nooit naar 10,4 procent had moeten gaan’.
Demissionair staatssecretaris van Fiscaliteit, Marnix van Rij, gaf op het ledencongres van Vastgoed Belang – begin november – een opmerkelijk advies aan het aanstaande kabinet: verlaag het fictieve rendement in box 3 naar 4 procent en reduceer de overdrachtsbelasting naar 6 procent.
Deze suggesties, werden uiteraard door het publiek met enig enthousiasme ontvangen.
Van Rij vindt dat de overdrachtsbelasting nooit naar 10,4 procent had moeten gaan. Ook de differentiatie van de overdrachtsbelasting had er ‘nooit moeten komen’.
Tijdens het drukbezochte congres, benadrukte Van Rij het belang van het verlagen van fiscale lasten voor vastgoedondernemers. Volgens een verslag van VastgoedJournaal sprak hij over de moeilijkheden die verhuurders ondervinden wanneer belastingen hoger zijn dan hun rendement.
Oude box 3 wetgeving kende ‘grote struikelblokken’
Van Rij lichtte toe dat de in 2017 gewijzigde wetgeving in box 3 twee grote struikelblokken kende. Het eerste probleem was de aanname dat iedereen met een vermogen boven de 100.000 euro voornamelijk in aandelen belegde – een fictieve situatie die nu uit de wet is gehaald ten gunste van een realistischer benadering.
Echter, de overstap naar een belasting op basis van werkelijk gemaakt forfaitair rendement is volgens Van Rij mislukt, voornamelijk vanwege uitvoerings- en budgettaire beperkingen. Hij voegde eraan toe dat een nieuw belastingstelsel voor box 3 pas in 2027 haalbaar is.
Van Rij besprak ook de problematiek rond de stagnerende woningmarkt. Hij erkende dat de opeenstapeling van maatregelen een onbedoeld negatief effect heeft gehad.
Hij uitte kritiek op de verhoging van de overdrachtsbelasting naar 10,4 procent en bepleitte een uniform, lager tarief van 6 tot maximaal 8 procent. Hierbij bekritiseerde hij ook de starheid van de begrotingsregels, benadrukkend dat de impact op de vastgoedmarkt zwaarder zou moeten wegen.
beeld: © RVD – Valerie Kuypers en Martijn Beekman