Met flexwoningen schiet het nog niet zo op – dit zijn de uitdagingen

Een impressie van een flexwoning

Flexwoning, artist impression Foto: CNS

  1. Minister Hugo de Jonge erkent tegenvallers in de productie en plaatsing van flexwoningen en wijt deze aan diverse factoren.
  2. Van invloed op de tegenvallende bouw infrastructuuruitdagingen, beschikbaarheid van locaties, en het nieuw zijn van het proces voor betrokken partijen.
  3. De geplande doelstelling van 37.500 flexwoningen voor eind 2024 wordt bijgesteld naar een realisatie van 8.700 verplaatsbare woningen.

De recente antwoorden van minister Hugo de Jonge op Kamervragen over de vertraagde bouw van flexwoningen schetsen een complex beeld van de uitdagingen waar Nederland mee kampt in de realisatie van tijdelijke huisvesting.

De minister geeft toe dat het proces niet verloopt zoals gehoopt en benadrukt dat meerdere factoren bijdragen aan de vertraging, waaronder de aanleg van nutsvoorzieningen, het verkrijgen van locaties, en het verschil in proces tussen flexwoningen en reguliere woningbouw.

In zijn antwoorden op kamervragen van de Kamerleden Welzijn en Postma (NSC) wijst De Jonge op het feit dat de oorspronkelijke doelstelling van 37.500 flexwoningen voor het einde van 2024 niet behaald zal worden.

De bijgestelde verwachting is nu de realisatie van 8.700 verplaatsbare woningen. Dit wordt deels toegeschreven aan het fenomeen van netcongestie, dat de aansluiting op het elektriciteitsnetwerk bemoeilijkt, zo ziet ook Binnenlands Bestuur.

Deels ligt het probleem ook bij langdurige bezwaarprocedures die de bouw van nieuwe woningen vertragen.

Houding over flexbouw was in het verleden mogelijk te rooskleurig

Ondanks deze tegenslagen blijft de minister optimistisch over de toekomst van flexwoningen in Nederland. Hij benadrukt de noodzaak van een gecoördineerde aanpak om de bouw en plaatsing van deze woningen te versnellen. Dit omvat onder meer het verbeteren van de infrastructuur, het vereenvoudigen van regelgeving, en het stimuleren van innovatie in de bouwsector.

De Jonge benoemt ook specifieke maatregelen zoals de Regeling Tegemoetkoming Herplaatsing Flexwoningen en de inzet van de Uitvoeringsorganisatie Versnelling Tijdelijke Huisvesting om projecten te ondersteunen en vertragingen te minimaliseren.

In zijn antwoorden reflecteert De Jonge ook op het maakbaarheidsdenken en de optimistische houding die in het verleden mogelijk te rooskleurig was.

Hij erkent dat de realisatie van flexwoningen complexer is dan aanvankelijk gedacht, maar benadrukt dat de geleerde lessen worden toegepast om toekomstige projecten efficiënter en effectiever te maken. Hierbij speelt de overheid een cruciale rol in het faciliteren van de transitie naar meer flexibele woonoplossingen, die essentieel zijn om het woningtekort in Nederland aan te pakken.