- De volledige evaluatie van de Wet betaalbare huur volgt pas drie jaar na de inwerkingtreding.
- Minister Keijzer ontkent dat er sprake is van een uitpondgolf, maar blijft ontwikkelingen monitoren.
- De daling van het aanbod huurwoningen kan volgens haar worden toegeschreven aan diverse factoren.
De Wet betaalbare huur, die is ingevoerd om de betaalbaarheid van huurwoningen te verbeteren, wordt pas drie jaar na inwerkingtreding volledig geëvalueerd. Dat bevestigt de minister van Volkshuisvesting, Mona Keijzer, in een reactie op Kamervragen.
Tot die tijd zal de minister de effecten van de wet continu monitoren en de Kamer periodiek informeren. Begin 2025 wordt een eerste afweging gemaakt op basis van de meest recente cijfers van onder andere het Kadaster.
De minister hamert, niet voor het eerst, op de noodzaak van meer onderzoek.
Volgens Keijzer is het noodzakelijk om voldoende tijd te nemen voor een goede evaluatie. “Het is daarom nu te vroeg om een standpunt in te nemen over de proportionaliteit van de Wet betaalbare huur”, stelt zij, omdat er nog onvoldoende inzicht is in de impact op zowel de woningvoorraad als de betaalbaarheid.
‘Geen groeiende uitpondgolf’
De minister weerspreekt berichten over een vermeende uitpondgolf, waarbij huurwoningen op grote schaal worden verkocht. Uit recente cijfers van het Kadaster blijkt volgens haar geen toename van uitponden.
Wel erkent de minister dat individuele verhuurders kunnen besluiten woningen te verkopen, maar benadrukt dat dit niet uitsluitend te wijten is aan de Wet betaalbare huur.
Andere factoren, zoals de gestegen rente, wijzigingen in fiscale regelgeving en de invoering van de Wet vaste huurcontracten, spelen eveneens een rol bij de beslissingen van verhuurders, zo ziet Keijzer. Dit onderstreept volgens de minister het belang van een brede monitoring van de woningmarkt.
Daling aanbod in vrije sector: meer oorzaken
Hoewel cijfers van Pararius een afname laten zien van het aantal beschikbare huurwoningen in het vrijesectorsegment, vraagt de minister om nuance.
De daling betreft deels woningen die door regulering in de middenhuur zijn geplaatst. Deze verschuiving kan bijdragen aan de toegankelijkheid van het middensegment, maar leidt tegelijkertijd tot zorgen over het aanbod van vrijesectorwoningen boven de liberalisatiegrens.
De minister blijft benadrukken dat de huidige ontwikkelingen niet enkel aan de Wet betaalbare huur kunnen worden toegeschreven. Een volledig beeld van de effecten zal pas mogelijk zijn bij de geplande evaluatie.
Het huidige woningmarktbeleid, waaronder de Wet betaalbare huur, zal dus pas over enkele jaren worden beoordeeld op effectiviteit. In de tussentijd blijft de minister de ontwikkelingen op de huurmarkt nauwlettend volgen en belooft zij actie te ondernemen als de cijfers daarom vragen.
Wat daarvan de gevolgen nu echt zijn blijft onduidelijk. Eerder stelde Keijzer zelfs dat de huurwet mogelijk afgeschaft zou kunnen worden als na een evaluatie zou blijken dat deze ineffectief was.
Daarbij zou ze in het eerste kwartaal van 2025 de wet evalueren, en afhankelijk van de uitkomst wijzigingen doorvoeren. Hoe dat zich verhoudt tot de antwoorden op deze kamervragen zal de tijd moeten leren.
Wel zal de minister de Tweede Kamer dus regelmatig op de hoogte houden en in het eerste kwartaal van 2025, op basis van alle beschikbare feiten en cijfers, een afweging maken over eventuele aanvullende maatregelen. Hoe deze maatregelen er precies uit zouden kunnen zien, is op dit moment nog niet duidelijk.