Minister ziet verlaging renteaftrekdrempel voor vastgoedlichamen naar € 100.000 als mogelijk alternatief

Eelco Heinen, minister van Financiën

Eelco Heinen, minister van Financiën Foto: © Martijn Beekman / RVD

  • De minister heeft aangegeven dat het verlagen van de renteaftrekdrempel voor vastgoedlichamen naar € 100.000 uitvoerbaar zou zijn.
  • Dit alternatief biedt mogelijk een oplossing voor de bezwaren tegen het afschaffen van de € 1 miljoen drempel, zonder een grote budgettaire impact.
  • Het besluit is nog niet definitief; verdere politieke afwegingen in de Tweede Kamer zullen plaatsvinden.

In de recent beantwoorde Kamervragen over het Belastingplan 2025 heeft Minister Eelco Heinen van Financiën laten weten dat het kabinet het verlagen van de renteaftrekdrempel naar € 100.000 voor vastgoedlichamen als een werkbaar alternatief voor het volledig afschaffen van de maatregel beschouwt.

Hiermee kan een oplossing gevonden worden voor de bezwaren tegen het volledige afschaffen van de huidige € 1 miljoen drempel. Er is echter nog geen definitief voorstel en een nieuw plan vereist verdere discussie en besluitvorming in de Tweede Kamer.

“Mogelijk wordt dit dan het politiek haalbare alternatief voor het eerder aangekondigde VVD/BBB amendement om de EUR 1 mln drempel per vastgoedconcern toe te passen dat door het kabinet als niet uitvoerbaar is aangemerkt”, denkt belastingadvocaat Matthijs Broekhuizen van Deloitte.

Het oorspronkelijke voorstel om de drempel volledig af te schaffen, leidde tot zorgen vanuit de vastgoedsector, met name vanuit het MKB. Diverse sectororganisaties, zoals de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (NOB) en het Register Belastingadviseurs (RB), wezen op de negatieve effecten die dit zou kunnen hebben op investeringen door kleinere vastgoedbeleggers.

Beperking gaat voorbij aan bedoeling van de maatregel zelf

Door de zogenoemde earningsstrippingregeling niet geheel af te schaffen maar de drempel naar € 100.000 te verlagen, blijft de beoogde antifragmentatiedoelstelling behouden, zonder een zware last op de MKB-sector te leggen.

Toch blijft het zo dat ook een minder grote beperking voorbijgaat aan het doel van de maatregel in de eerste plaats. Dat ziet ook Jondalar van Heugten, belastingadviseur bij Dirkzwager.

“[Er] wordt nog steeds voorbij gegaan aan het feit dat vastgoedportefeuilles vaak om niet fiscale redenen worden ondergebracht in verschillende vennootschappen”, zo schrijft hij op LinkedIn.

“Het introduceren van een dergelijke antifragmentatieregel die als doel heeft om om kunstmatige opknipconstructies tegen te gaan, zal dan ook tot een enorme overkill leiden“.

Politieke afwegingen en mogelijke impact

De Kamerbrief benadrukt dat de verlaging van de drempel, indien aangenomen, een structurele budgettaire derving van € 4 miljoen zou betekenen.

Hoewel het kabinet hiermee minder inkomsten genereert dan bij volledige afschaffing van de drempel, is deze derving van € 4 miljoen relatief beperkt. Dit maakt de maatregel uitvoerbaar zonder grote budgettaire gevolgen, vooral in vergelijking met de opbrengsten die behaald worden door het ontmoedigen van constructies bij grotere vastgoedbeleggers. Het gaat dus niet om een positief budgettair effect in de strikte zin, maar om het feit dat de financiële impact van dit alternatief beperkt en beheersbaar is.

Verder verwacht het ministerie dat de verlaging van de drempel het gebruik van fragmentatiestructuren minder aantrekkelijk maakt voor grote vastgoedbeleggers, terwijl kleinere vastgoedondernemingen in het MKB gespaard blijven.

Het voorstel voor de verlaging van de drempel naar € 100.000 ligt zo nu ter overweging in de Tweede Kamer.

Minister Heinen heeft aangegeven dat deze aanpassing uitvoerbaar zou zijn, maar of het definitief wordt ingevoerd, hangt af van de uitkomsten van de komende politieke besprekingen en het debat over het Belastingplan. Hierdoor bestaat nu de mogelijkheid dat de Kamer alsnog kiest voor deze drempelverlaging, als compromis tussen fiscale rechtvaardigheid en uitvoerbaarheid.

Of VVD en BBB nog met een amendement komen, is nog onduidelijk.

Uit de eerdere antwoorden van het Ministerie van Financiën valt echter op te maken dat het idee van een groepsconsolidatie – waarbij de drempel van € 1.000.000 slechts één keer voor een hele groep zou gelden binnen de earningsstrippingmaatregel – als onuitvoerbaar wordt beschouwd.