- Het nieuwe box 3-stelsel, gebaseerd op werkelijk rendement, is uitgesteld tot 2028, volgens het ministerie door uitvoeringscomplexiteit en bezwaren van de Raad van State.
- Om budgettaire gevolgen op te vangen, worden in 2026 het forfait voor overige bezittingen verhoogd en het heffingvrije vermogen verlaagd.
- Het uitstel roept kritiek op, met name vanuit vastgoedbeleggers, die weinig baat hebben bij de tegenbewijsregeling.
De uitspraak van de Hoge Raad in juni 2024 heeft de invoering van een nieuw box 3-stelsel op basis van werkelijk rendement verder vertraagd. Dit kwam doordat het voorgestelde rechtsherstel in strijd bleek met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Het kabinet had een stelselwijziging per 2027 voor ogen, maar stuitte op praktische en juridische obstakels.
De Raad van State uitte recentelijk bezwaren tegen de haalbaarheid van een tussentijdse oplossing. Uit een verkenning bleek bovendien dat een gefaseerde invoering van het nieuwe stelsel zowel belastingplichtigen als de Belastingdienst voor aanzienlijke uitdagingen zou stellen.
Als gevolg hiervan is de invoering van het nieuwe stelsel verschoven naar 2028, met behoud van het huidige systeem tot en met 2027, zo liet de kersverse staatssecretaris Van Oostenbruggen (Financiën) de Kamer gisteren weten.
Budgettaire gevolgen: verhoging van lasten
Het uitstel brengt forse financiële implicaties met zich mee. Het kabinet schat een derving van 2,5 miljard euro in 2027 en wil dit zoveel mogelijk binnen box 3 opvangen. Om dat te realiseren, wordt in 2026 het forfaitaire rendement voor overige bezittingen verhoogd met 1,78%, terwijl het heffingvrije vermogen daalt naar €52.048.
De tegenbewijsregeling blijft een mogelijkheid voor belastingplichtigen om aan te tonen dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfaitaire rendement.
Toch komt deze regeling voor veel vastgoedbeleggers niet tegemoet aan hun situatie, vooral door de belasting op niet-gerealiseerde waardestijgingen en het ontbreken van aftrekbaarheid van exploitatiekosten.
Kritiek op aanpak regering
Het nieuwe uitstel levert ook inmiddelijk kritiek op. Arnoud Vlak, Managing director Public Value noemt het ‘ongelofelijk’ dat de regering, na meerdere waarschuwingen van de Hoge Raad en het Kerstarrest in 2021, blijft vasthouden aan een systeem dat als strijdig met Europese normen is beoordeeld.
Lees ook: Werkelijk rendement in box 3: hoe een gelukkige regeling veranderde in een slepende belastingkwestie
Vooral vastgoedbeleggers voelen zich uiteraard benadeeld. Vlak schrijft daarover: “De tegenbewijsregeling die de Hoge Raad in zijn arresten van 6 juni 2024 heeft aangereikt, gaat uit van belasting op niet gerealiseerde waardestijging en specifiek voor beleggers in direct vastgoed de niet-aftrekbaarheid van exploitatiekosten met daarnaast belasting op waardestijging vanwege door de belegger zelf gedane bij-investeringen.”
“Ofwel, omdat zelfs onze hoogste rechter er nu een potje van heeft gemaakt, lijkt het erop dat onze regering zijn kans schoon ziet: onder het motto ‘u kunt gebruikmaken van de tegenbewijsregeling’ de belasting op vastgoedbeleggingen nog verder verhogen. Want ja, het zijn juist vastgoedbeleggers die in de praktijk geen gebruik kunnen maken van de door de Hoge Raad ontworpen tegenbewijsregeling”
Een stelsel in beweging
Hoewel het kabinet verklaart dat een werkelijk rendement als uitgangspunt blijft, lijkt de weg naar een structurele oplossing hobbelig. Het behoud van het huidige stelsel voor nog eens drie jaar wekt frustratie bij belastingplichtigen en experts. Het is nu de uitdaging om rechtvaardigheid, uitvoerbaarheid en financiële stabiliteit in balans te brengen.
Wat denkt u: wordt de roep om een eerlijker box 3-stelsel gehoord, of blijft het bij aanpassingen aan een systeem dat steeds meer kritiek krijgt? Deel uw mening!