- De minister van BZK presenteert de nieuwe definitie van (on)zelfstandige woonruimte als een verduidelijking van bestaande normen.
- De gewijzigde definitie wordt echter bekritiseerd als een significante verandering die verhuur aan woningdelers minder aantrekkelijk maakt.
- De praktijk van de Huurcommissie en de Rechtspraak weerspiegelt een meer genuanceerde aanpak dan de voorgestelde regel.
Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), Hugo de Jonge, heeft recentelijk een nieuwe definitie van (on)zelfstandige woonruimte gepresenteerd. Volgens de minister betreft het hier slechts een “aanscherping” en “verduidelijking” van de reeds bestaande definitie, zonder dat er sprake is van een wezenlijke afwijking.
In antwoorden op vragen van de Eerste Kamer wordt deze definitie nu zelfs omschreven als een codificatie, oftewel wettelijke vastlegging, van de huidige praktijk van de Huurcommissie.
Maar wat houdt deze nieuwe maatregel precies in? En wat zijn de implicaties voor de huurmarkt? Huurrechtadvocaat Laurens Vrakking denkt er het zijne van en geeft op LinkedIn aan dat ons veel meer te wachten lijkt te staan.
De nieuwe maatstaf
Met de Wet betaalbare huur (Wbh) wordt een nieuwe regel geïntroduceerd in het Woningwaarderingsstelsel (WWS). De bestaande definitie van een zelfstandige woning, die momenteel een eigen voordeur en eigen voorzieningen vereist, wordt uitgebreid. De woning mag nu ook niet door meer dan twee personen bewoond worden die geen duurzaam gemeenschappelijk huishouden vormen.
De Jonge stelt dat deze maatregel per direct moet gelden voor alle lopende huurovereenkomsten, en rechtvaardigt dit door te wijzen op de huidige praktijk van de Huurcommissie, die volgens hem dezelfde maatstaf al hanteert.
Een praktijk of een uitzondering?
De minister stelt dat de huidige praktijk bij de Huurcommissie al aansluit bij de nieuwe definitie. Echter, een nadere inspectie van de uitspraken van de Huurcommissie laat een ander beeld zien, vindt Vrakking.
Bovendien is de praktijk van de Huurcommissie niet hetzelfde als een vaste lijn in de Rechtspraak. De Huurcommissie heeft niet altijd meteen het juiste oordeel, en de rechtspraak fungeert als een belangrijk toetsingsmechanisme voor het beleid van de Huurcommissie.
Het is te verwachten dat rechters veel tijd en moeite moeten steken in het rechtzetten van eventuele onjuistheden, tegenstrijdigheden en onrechtvaardigheden in deze nieuwe wet. Dit kan echter bemoeilijkt worden als de wetgever deze nieuwe regels na toelichting aanneemt.
Wat zien we dus?
De nieuwe definitie van (on)zelfstandige woonruimte lijkt op het eerste gezicht een verduidelijking van bestaande normen, maar heeft potentieel zo verstrekkende gevolgen voor de huurmarkt, met name voor woningdelers.
Terwijl de minister deze maatregel als een codificatie van bestaande praktijk presenteert, toont een nadere blik op de uitspraken van de Huurcommissie aan dat de realiteit genuanceerder is.