- De Wet betaalbare huur introduceert een aangescherpte definitie van zelfstandige woonruimte, maar deze geldt niet voor oudere geliberaliseerde huurcontracten.
- De Huurcommissie bevestigt in haar eerste uitspraak dat de nieuwe regels alleen van toepassing zijn op huurovereenkomsten na 1 juli 2024.
- Een overgangstermijn van één jaar geldt alleen in specifieke situaties, zoals lage segment woningen met een geliberaliseerde huurprijs.
Met de invoering van de Wet betaalbare huur is de definitie van zelfstandige woonruimte aangescherpt. Woonruimte wordt voortaan alleen als zelfstandig beschouwd als deze wordt bewoond door maximaal twee personen of door drie of meer personen met een duurzame gemeenschappelijke huishouding.
Deze aanpassing beoogt misbruik van “groepscontracten” te voorkomen, waarmee kamers soms onterecht als vrijesectorwoningen werden verhuurd.
De wetgever wilde dat deze wijziging direct zou gelden zonder overgangsrecht. Echter, een recente uitspraak van de Huurcommissie toont aan dat dit juridisch niet volledig is doorgevoerd voor oudere geliberaliseerde huurcontracten, zo signaleert huurrechtadvocaat Claudia van Meurs – Janssens.
Eerste uitspraak Huurcommissie geeft duidelijkheid
In de eerste gepubliceerde uitspraak bevestigt de Huurcommissie dat de Wet Betaalbare Huur alleen van toepassing is op huurovereenkomsten afgesloten na 1 juli 2024.
Voor oudere contracten, waarbij de aanvangshuurprijs boven de liberalisatiegrens ligt, blijft de nieuwe definitie buiten beschouwing. Een uitzondering geldt voor woningen in het lage segment. In die gevallen kan vanaf 1 juli 2025 een verzoek worden ingediend, dankzij een overgangstermijn van één jaar.
De uitspraak maakt duidelijk dat artikel 254 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek niet van toepassing is op geliberaliseerde huurcontracten van vóór 1 juli 2024. In die gevallen worden huurders niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoeken aan de Huurcommissie.
Implicaties en vooruitblik
Met deze eerste uitspraak is een belangrijk precedent geschapen, ziet Van Meurs – Janssens.
Hoewel het slechts een begin is, biedt dit duidelijkheid voor verhuurders en huurders over de toepasselijkheid van de nieuwe definitie. Het is echter te verwachten dat deze uitspraak meer juridische discussies zal uitlokken, vooral voor grensgevallen waarin huurprijzen en woningsegmenten samenkomen.