- Lagere woonlasten leiden direct tot meer consumptie, maar niet tot extra spaargeld of bufferopbouw.
- Tijdelijke maatregelen zorgen voor korte termijn koopkracht, maar brengen ook onzekerheid en consumptieschommelingen met zich mee.
- Gerichte inkomensondersteuning biedt mogelijk een effectiever en eerlijker alternatief dan generieke huurmaatregelen.
Nieuwe inzichten uit een studie naar de inkomensafhankelijke huurverlaging van 2023 werpen licht op hoe lagere woonlasten daadwerkelijk doorwerken in het dagelijks leven van sociale huurders.
De verlaging leidde tot meer bestedingen, maar niet tot extra spaargeld of financiële buffers, dat zien onderzoekers in samenwerking met ABN AMRO.
Daarmee roept het onderzoek vragen op over de effectiviteit van maatregelen zoals huurbevriezing, en pleit het voor heroverweging van beleid gericht op inkomensondersteuning.
Kortweg zien de onderzoekers: dat de Voorjaarsnota 2025 voorziet in huurbevriezing en een tijdelijke verhoging van de huurtoeslag. Als huishoudens hierop reageren zoals bij eerdere huurverlagingen, zal het extra bedrag volledig worden uitgegeven. Na afloop daalt de consumptie weer, wat leidt tot schommelingen in plaats van structurele koopkracht.
Lagere woonlasten leiden tot hogere consumptie
De inkomensafhankelijke huurverlaging, die in 2023 werd toegepast op ongeveer 500.000 huishoudens, had een duidelijk en meetbaar effect: het deel van de verlaging dat niet werd gecompenseerd door een lagere huurtoeslag, werd volledig uitgegeven.
Huishoudens besteedden het extra bedrag vooral aan boodschappen en alledaagse uitgaven. De marginale consumptiegeneigdheid onder deze groep bleek één – elke extra euro werd uitgegeven in plaats van gespaard.
Lastige uitvoerbaarheid van inkomensafhankelijke huurbeleid
Hoewel het beleid gericht was op huishoudens met lage inkomens, blijkt in de praktijk dat ook huishoudens met vergelijkbare inkomens en woonlasten geen verlaging ontvingen.
De selectie was gebaseerd op eerder belastbaar inkomen, terwijl het actuele besteedbare inkomen en werkelijke woonlasten vaak niet goed overeenkomen met die papieren criteria.
Hierdoor ontstonden situaties waarin financieel kwetsbare huishoudens buiten de regeling vielen, ondanks vergelijkbare of zelfs slechtere financiële omstandigheden.
Tijdelijke maatregelen zorgen voor schommelingen
De geplande huurbevriezing en tijdelijke verhoging van de huurtoeslag zullen vermoedelijk eenzelfde patroon laten zien als de eerdere verlaging: een toename van consumptie zolang de maatregel geldt, gevolgd door een daling wanneer deze afloopt. Dit veroorzaakt schommelingen in het uitgavenpatroon van huishoudens en draagt niet bij aan structurele financiële stabiliteit.
Op basis van deze bevindingen is het aannemelijk dat directe inkomensondersteuning effectiever is dan het aanpassen van de huurprijs. Inkomensondersteuning kan beter worden afgestemd op de actuele financiële situatie van huishoudens en bereikt mogelijk een bredere groep dan uitsluitend sociale huurders.
Samenvattend ziet onderzoeker Matthijs Korevaar van de Erasmus Universiteit Rotterdam:
- Lage inkomens geven lagere woonlasten direct uit en bouwen geen buffers op.
- Inkomensafhankelijk huurbeleid is moeilijk te richten; inkomensondersteuning werkt mogelijk beter.
- Tijdelijke maatregelen stimuleren consumptie kortstondig, maar leiden tot onzekerheid bij afloop.
Bovendien vermindert het de kans op ongelijke behandeling tussen huishoudens met vergelijkbare draagkracht, maar een verschillend woonregime.