- De Raad van State adviseert om het wetsvoorstel voor huurbevriezing bij woningcorporaties niet in te dienen wegens ernstige juridische en beleidsmatige tekortkomingen.
- De regeling leidt tot ongelijke behandeling van huurders in de sociale sector, afhankelijk van wie hun verhuurder is.
- De financiële gevolgen voor woningcorporaties zijn fors en bedreigen investeringen in nieuwbouw, verduurzaming en onderhoud.
De Raad van State geeft het wetsvoorstel voor de beperkte huurbevriezing het slechtst mogelijke oordeel, zo werd vorige week bekend.
In de publicatie van de RvS vandaag, lezen we meer over de argumentatie die aan dat oordeel ten grondslag ligt.
Het wetsvoorstel is onder hoge tijdsdruk tot stand gekomen, waardoor cruciale stappen in de wetgevingsprocedure zijn overgeslagen, zo ziet de RvS.
Een degelijke probleemanalyse ontbreekt, wat fundamentele vragen onbeantwoord laat. Wat is nu precies het probleem? Welke huurders ondervinden daarvan hinder? En waarom is juist huurbevriezing bij woningcorporaties de aangewezen oplossing? Die onderbouwing blijft vaag of ontbreekt volledig, wat afbreuk doet aan de legitimiteit van het voorstel.
Het is, met andere woorden, volstrekt onduidelijk welk probleem men wil aanpakken en waarom een huurbevriezing daarvoor de juiste methode zou zijn.
Ongelijke behandeling zonder toereikende rechtvaardiging
Een fundamenteel bezwaar betreft de ongelijke behandeling van huurders. De huurbevriezing geldt alleen voor huurders bij woningcorporaties in het sociale segment.
Huurders van andere aanbieders, zoals particuliere of institutionele verhuurders, blijven volledig buiten de regeling, hoewel zij in een vergelijkbare positie verkeren.
De toelichting op het wetsvoorstel verwijst naar juridische en praktische uitvoeringsverschillen, maar die slagen er volgens de Raad van State niet in om het verschil in behandeling te rechtvaardigen. Daarmee staat het voorstel op gespannen voet met het gelijkheidsbeginsel, een fundamenteel rechtsbeginsel binnen de Nederlandse wetgeving.
Miljardenverlies bedreigt woningbouw en verduurzaming
De financiële impact op woningcorporaties is aanzienlijk. Het mislopen van circa 1,5 miljard euro aan jaarlijkse huurinkomsten wordt slechts deels en tijdelijk gecompenseerd. Hierdoor komen veel corporaties financieel onder druk te staan, met verstrekkende gevolgen voor hun maatschappelijke taak.
Volgens ramingen zouden 85.000 nieuwbouwwoningen en de verduurzaming van ruim 360.000 woningen komen te vervallen of worden uitgesteld.
Ook onderhoud en renovatie lopen risico, en sommige corporaties zouden zelfs vastgoed moeten verkopen om liquiditeit te behouden. Deze effecten zijn in directe tegenspraak met de volkshuisvestelijke doelen van de overheid, waaronder het terugdringen van woningtekorten en het versnellen van de energietransitie in de gebouwde omgeving.