- Het kabinet streeft naar de bouw van 100.000 woningen per jaar, met een focus op betaalbare huur- en koopwoningen voor lage- en middeninkomens.
- Verhuurders krijgen nieuwe prikkels om in middenhuur te investeren, maar fiscale maatregelen kunnen hun rendement onder druk zetten.
- Versoepelde bouwprocedures moeten woningbouw versnellen, maar de vraag is of het genoeg is om de woningtekorten op te lossen.
Het nieuwe regeerakkoord legt de lat hoog voor de woningmarkt: jaarlijks moeten er zoals verwacht 100.000 nieuwe woningen worden gebouwd. De kabinetsplannen liggen hiermee in lijn met de voornemens van het vorige kabinet.
Dit aantal moet vooral het groeiende tekort aan betaalbare huur- en koopwoningen voor lage- en middeninkomens verlichten.
Met versoepelde regels voor bouwvergunningen en financiële steun voor gemeenten, wil het kabinet de bouw van betaalbare woningen stimuleren en de doorstroom op de woningmarkt verbeteren. Dit zou niet alleen de woningtekorten moeten verlichten, maar ook de koop- en huurprijzen stabiliseren.
De plannen klinken ambitieus, maar er zijn vraagtekens bij de uitvoering. In de praktijk kampen veel bouwprojecten met vertragingen door lange procedures, stijgende bouwkosten en personeelstekorten. Of de overheid de bouwsector voldoende kan faciliteren om deze doelen te halen, blijft een cruciale vraag.
In ieder geval had ook het vorige kabinet de grootste moeite de bouwdoelstellingen te halen, deels door externe omstandigheden zoals bouwkosten, personeelsgebrek en uitvoering op lokaal niveau.
Verhuurmarkt onder druk door fiscale veranderingen
Verhuurders, met name in het middenhuursegment, spelen een belangrijke rol in het aanbod van betaalbare huurwoningen. Om hen te stimuleren hierin te blijven investeren, neemt het kabinet maatregelen die gericht zijn op het vergroten van het middenhuursegment.
Tegelijkertijd worden verhuurders geconfronteerd met aangescherpte fiscale regels, waaronder wijzigingen in box 3, waar het vastgoedbezit onder valt. De opbrengsten van verhuur worden hierdoor zwaarder belast, wat het rendement op huurwoningen kan verminderen.
Deze fiscale druk kan verhuurders ontmoedigen om in nieuwe huurwoningen te investeren, of hen juist aansporen om hun woningen te verkopen.
Dit zou de krapte op de huurmarkt verder kunnen vergroten, in plaats van te verlichten. De balans tussen belastingheffing en stimulering van investeringen lijkt hier dus nog fragiel.
Snellere bouw, maar blijven de woningen betaalbaar?
Naast fiscale veranderingen zet de overheid in op een versnelde woningbouw door bouwprocedures te vereenvoudigen. Dit moet ervoor zorgen dat gemeenten sneller vergunningen afgeven en dat bouwplannen sneller van de grond komen.
Ook wordt er geïnvesteerd in infrastructuur rondom nieuwbouwlocaties, wat nieuwe woningbouwprojecten aantrekkelijker moet maken.
Toch blijft de vraag of dit genoeg is om de bouwdoelen te realiseren én woningen betaalbaar te houden. Stijgende bouwkosten en personeelstekorten kunnen de bouwprijzen opdrijven, wat de betaalbaarheid van nieuwbouwprojecten onder druk zet.
Bovendien is het afwachten of de fiscale maatregelen niet juist een negatief effect hebben op de investeringsbereidheid van verhuurders en ontwikkelaars.
Kortom, het kabinet heeft ambitieuze plannen, maar de praktijk zal moeten uitwijzen of deze daadwerkelijk leiden tot een gezonde, betaalbare woningmarkt voor zowel huurders als kopers.