- Staatssecretaris Tjebbe van Oostenbruggen handhaaft zijn plannen voor belasting op werkelijk rendement in box 3, ondanks kritiek van de Raad van State.
- Het nieuwe stelsel combineert vermogensaanwas- en vermogenswinstbelasting en leidt onvermijdelijk tot meer complexiteit.
- Invoering is gepland voor 2028, maar vereist uitgebreide voorbereidingen bij zowel de Belastingdienst als burgers.
De plannen van staatssecretaris van Financiën Tjebbe van Oostenbruggen voor de invoering van een belasting op werkelijk rendement in box 3 blijven overeind. Hoewel de Raad van State het wetsvoorstel omschreef als kostbaar en complex, blijft de staatssecretaris bij zijn standpunt.
Hij beschouwt het als de minst slechte optie binnen de beschikbare alternatieven. Dat blijkt uit een brief van de staatssecretaris aan de Tweede Kamer.
Het nieuwe stelsel moet belasting op spaargeld, aandelen en verhuurd vastgoed baseren op het werkelijke rendement, inclusief directe inkomsten zoals huur en dividend en indirecte waardeontwikkelingen van vermogen.
Van Oostenbruggen benadrukt dat het forfaitaire stelsel oneerlijk is gebleken, vooral na de uitspraak van de Hoge Raad eind 2021, die vaststelde dat belastingbetalers disproportioneel werden belast.
In de wet is gekozen voor een hybride vorm met een vermogensaanwasbelasting, maar waarbij voor onroerende zaken en aandelen in start-ups spraken is van een vermogenswinstbelasting.
Toename van complexiteit en administratieve lasten
De overgang naar een systeem van werkelijk rendement brengt onvermijdelijk complexiteit met zich mee, zoals ook in de Kamerbrief wordt benadrukt. Burgers moeten nauwkeuriger administratie bijhouden, zeker bij eigendommen zoals vastgoed en buitenlandse beleggingsrekeningen.
Tegelijkertijd moet de Belastingdienst zich voorbereiden op een intensievere handhaving en een uitbreiding van het personeelsbestand met ongeveer 900 medewerkers.
Het wetsvoorstel omvat zowel een vermogensaanwasbelasting, waarbij jaarlijkse waardestijgingen worden belast, als een vermogenswinstbelasting, die ingaat bij verkoop.
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft al aangegeven dat de implementatie uitdagingen zal opleveren, vooral bij een volledig geautomatiseerd proces.
Debat en vervolgstappen
Een commissiedebat in de Tweede Kamer op 30 januari 2025 zal naar verwachting duidelijkheid bieden over de toekomst van het wetsvoorstel.
De invoering is uitgesteld tot 1 januari 2028 om de nodige voorbereidingen te treffen bij zowel de Belastingdienst als andere betrokken partijen, zoals banken en verzekeraars.
Van Oostenbruggen blijft vasthouden aan zijn plannen, ondanks de kritiek en de toenemende complexiteit: “Het belasten van werkelijk rendement is een noodzakelijke stap naar een rechtvaardiger belastingstelsel,” aldus de staatssecretaris.
Het belastingstelsel in box 3 staat voor een grote hervorming met complexe administratieve en uitvoeringsuitdagingen. Burgers en uitvoeringsinstanties zullen zich moeten aanpassen aan de veranderingen, terwijl politiek debat verder vorm zal geven aan de uiteindelijke implementatie.