- Er is stevige kritiek op het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3, met name vanwege onduidelijkheden en praktische uitvoeringsproblemen.
- De voorgenomen werkwijze van de Belastingdienst rond aanslagen 2021 en 2022 leidt volgens het RB mogelijk tot een juridische storm van bezwaarschriften.
- Volgens het RB dreigt rechtsongelijkheid, vooral voor belastingplichtigen zonder fiscaal adviseur, en pleit het voor bredere toepassing van de regeling en erkenning van kostenaftrek.
Het Wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 kon al op veel kritiek rekenen door de onduidelijkheid en de ‘kleine lettertjes’ die de regeling feitelijk ‘onuitvoerbaar’ zouden maken. Bij die kritiek sluit zich nu ook Register Belastingadviseurs (RB) aan.
Het RB heeft in een officiële reactie stevige bezwaren geuit tegen het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3. Hoewel het voorstel beoogt aan te sluiten bij bestaande waarderingsmethoden, blijkt de praktische toepassing volgens het RB bijzonder ingewikkeld.
In de toelichting bij het voorstel blijven volgens hen veel cruciale vragen onbeantwoord, wat leidt tot onzekerheid bij zowel belastingplichtigen als fiscale dienstverleners.
Het RB dringt aan op verduidelijking vanuit de wetgever, zodat belastingplichtigen in staat zijn om op correcte wijze hun werkelijke rendement te berekenen. Zonder die duidelijkheid dreigt de regeling in de praktijk niet werkbaar te zijn.
Massale bezwaarprocedures op komst
De Belastingdienst heeft aangekondigd om definitieve aanslagen over de jaren 2021 en 2022 op te leggen zonder toepassing van de tegenbewijsregeling. Dit gebeurt om verjaring te voorkomen, maar het RB voorziet in haar volledige reactie hierdoor een ’tsunami’ aan bezwaren.
Omdat belastingplichtigen hun rechten willen veiligstellen, zoals de verdeling van gemeenschappelijke inkomsten tussen fiscale partners, verwacht het RB dat tussen de 500.000 en 1 miljoen bezwaarschriften zullen worden ingediend.
Uitsluiting van groepen belastingplichtigen
Een belangrijk kritiekpunt van het RB is dat de regeling alleen geldt voor belastingplichtigen die tijdig een verzoek tot ambtshalve vermindering hebben gedaan.
Hierdoor vallen veel mensen buiten de boot, met name zij die deelnamen aan de massaalbezwaarprocedure voor 2017 en 2018, maar geen individueel verzoek indienden.
Het RB beschouwt deze uitsluiting als onrechtvaardig en juridisch kwetsbaar, temeer omdat andere belastingplichtigen via de MB+-procedure wél toegang krijgen tot herstel. Circa 40.000 belastingplichtigen zouden hierover kunnen gaan procederen als de regeling niet wordt aangepast.
Aftrek van kosten ontbreekt, met schadelijke gevolgen
De praktische uitvoering van de regeling vormt volgens het RB een aanzienlijk knelpunt. Vooral belastingplichtigen zonder professionele hulp ervaren grote drempels.
Het digitale formulier waarmee het werkelijke rendement moet worden opgegeven is lastig correct in te vullen, mede doordat veel technische en inhoudelijke vragen nog onbeantwoord zijn.
Een laatste, maar niet onbelangrijk punt van kritiek betreft de aftrek van kosten. Bij het Belastingplan 2016 werd toegezegd dat kosten van onroerende zaken aftrekbaar zouden zijn, maar deze lijn is in de tegenbewijsregeling niet doorgezet.
Volgens het RB druist dit in tegen de oorspronkelijke bedoeling van de wetgever.
Daarbij waarschuwen zij voor een ‘lock-in-effect’: beleggers zullen planbare kosten en onderhoud uitstellen tot 2028, wanneer het nieuwe box 3-stelsel van kracht wordt. Dat leidt tot minder investeringen in 2026 en 2027, met negatieve gevolgen voor de vastgoedsector.
Volgens het RB zou het toestaan van kostenaftrek juist een beperkte budgettaire impact hebben in die jaren.