- De voorgestelde tegenbewijsregeling box 3 roept tal van vragen op, variërend van praktische uitvoeringsproblemen tot juridische houdbaarheid.
- Fiscale experts signaleren dat met name de vastgoedbijtelling en de onderbouwing daarvan op veel kritiek stuiten.
- De Eerste Kamer wacht een flinke opgave om als chambre de réflexion de vele knelpunten zorgvuldig te beoordelen.
Met het wetsvoorstel tegenbewijsregeling box 3 probeert de wetgever recht te doen aan recente arresten van de Hoge Raad over de heffing van belasting op vermogen. De regeling moet belastingplichtigen de mogelijkheid bieden aan te tonen dat hun werkelijke rendement lager is dan het forfait. Maar de uitvoerbaarheid en juridische houdbaarheid van de nieuwe regels staan inmiddels onder stevige discussie.
Fiscalist Cor Overduin zette op LinkedIn maar liefst 31 kritische vragen op een rijtje, waarvan een belangrijk deel raakt aan fundamentele onduidelijkheden in de wet.
Deze vragen illustreren hoezeer er nog gewerkt moet worden aan de praktische en juridische onderbouwing van de regeling.
Leegstand en vastgoedbijtelling: hoe werkt het nu precies?
Een van de onduidelijkste onderdelen is de zogenoemde vastgoedbijtelling. Overduin vraagt zich onder meer af hoe deze bijtelling werkt bij leegstand. Als een woning tijdelijk leegstaat, bijvoorbeeld omdat deze in de verkoop staat, geldt dan alsnog de vastgoedbijtelling?
En geldt er verschil tussen een recreatiewoning en een reguliere woning?
Nog problematischer wordt het bij leegstaande niet-woningen, zoals bedrijfspanden. Volgens Overduin lijkt de wetgeving op dit punt geen onderscheid te maken, terwijl de marktdynamiek en het beleggingskarakter juist sterk verschillen.
Forfaitaire percentages onder vuur
De gehanteerde percentages voor de vastgoedbijtelling, die zijn gebaseerd op het SEO-rapport, staan eveneens ter discussie.
Volgens Overduin en andere experts zijn deze percentages inmiddels achterhaald, omdat huurprijzen in de afgelopen jaren lang niet zo hard zijn gestegen als de WOZ-waarden. Hierdoor zou bijvoorbeeld het percentage van 3,35% in werkelijkheid nog maar circa 2,82% bedragen.
Bovendien wijst Overduin erop dat het SEO-rapport zelf een zwakke statistische onderbouwing kent. De verklaring van slechts 37% van de variatie in huurprijzen maakt de regeling juridisch kwetsbaar en een bron van mogelijke massale bezwaren.
Grote zorgen over uitvoering en rechtszekerheid
Naast de inhoudelijke kritiek leeft er grote bezorgdheid over de uitvoerbaarheid. Overduin vraagt zich hardop af waarom de staatssecretaris met slechts een derde van de benodigde ambtelijke capaciteit toch van start gaat met de hersteloperatie, terwijl vijf rode vlaggen in de uitvoeringstoets wijzen op forse risico’s.
Ook het ontbreken van heldere communicatie richting belastingplichtigen over zaken als de belastingrente of het gebruik van formulieren (zoals het OWR-formulier) vergroot de onzekerheid.
Een flinke klus voor de Eerste Kamer
Al met al wordt steeds duidelijker dat de wet tegenbewijsregeling box 3 nog verre van ‘af’ is. De Eerste Kamer staat voor de zware taak om als chambre de réflexion de vele onduidelijkheden, uitvoeringsproblemen en juridische zwaktes grondig te wegen.
Hoewel de begrotingsramingen keurig kloppen, lijken op dit moment vooral de ‘Haagse boekhouders’ tevreden te kunnen zijn, schampert Overduin.
Voor vastgoedbeleggers en andere betrokkenen dreigt juist veel onzekerheid en juridisch getouwtrek.