- De Woonbond bekritiseert vastgoedbeleggers die door de Wet betaalbare huur stoppen met verhuren, omdat zij volgens de bond voorheen ‘woekerhuren en tijdelijke flutcontracten’ hanteerden.
- Huurders met tijdelijke contracten kunnen op straat komen te staan, wat de Woonbond ziet als een noodzakelijk kwaad in de overgang naar betaalbare huisvesting.
- Alleen verhuurders die genoegen nemen met lagere rendementen en zich richten op de lange termijn dragen volgens de Woonbond bij aan betaalbare huisvesting.
Vastgoedbeleggers die nu verkopen willen verhuren met ‘woekerhuren en tijdelijke flutcontracten’ en dragen niets bij aan betaalbaar wonen, dat vindt de Woonbond.
In een uitzending van de NOS reageert Zeno Winkels, Algemeen directeur van de Woonbond, op de uitpondgolf.
Volgens de belangenbehartiger van huurders en woningzoekenden heeft het type verhuurder dat nu door de Wet betaalbare huur geen zin meer heeft in verhuur “duur en onzeker wonen tot de norm gemaakt”. Zij kiezen volgens de bond voor hun eigen korte termijn winst.
Uiteraard staan beleggers daar heel anders in. Zij benadrukken juist dat een gezonde winst nodig is voor perspectief, en ook ten goede kan komen aan nieuwe investeringen.
Huurders wiens tijdelijke contract niet verlengd wordt komen nu mogelijk op straat, of moeten wellicht terug naar hun ouders. Ook de Woonbond ziet dat als een probleem, maar concludeert uiteindelijk dat dit en noodzakelijk kwaad is in een overgangssituatie.
“De overgang naar volkshuisvesting zonder woekerhuren en huisjesmelkers schuurt, maar is ook de enige manier om betaalbaar wonen weer de norm te maken”, stelt de belangenbehartiger.
Alleen grote en kleine verhuurders die tevreden zijn met lagere rendementen dragen bij aan betaalbare huisvesting, is het standpunt van de bond. Zij ‘richten op de lange termijn’ en ‘bouwen bovendien ook nieuwe huurwoningen’.