- Nederlanders demonstreren weinig, maar de laatste jaren neemt de protestbereidheid toe, vooral rondom wonen.
- Het recente Woonprotest in Utrecht had weinig draagvlak en werd vooral georganiseerd door partijen die zelf jarenlang verantwoordelijk waren voor het woningbeleid.
- De overmatige regulering door lokale overheden heeft de woningmarkt juist verder vastgezet in plaats van verbeterd.
Demonstreren zit niet in de Nederlandse aard, maar de laatste jaren lijkt het protestgevoel te zijn teruggekeerd. Toch is het Woonprotest in Utrecht vooral een illustratie van bestuurlijke zelfontkenning geworden.
Waar honderden demonstranten opriepen tot huurverlaging, bleef onderbouwing met cijfers volledig achterwege. Dat betoogde Maarten de Gruyter, directeur van vastgoedontwikkelaar Boelens de Gruyter in een opiniestuk voor EW.
De organisatoren van de protesten, waaronder linkse partijen en antikapitalistische groepen, kozen een populistische boodschap: huur omlaag. In werkelijkheid is een huurbevriezing of -verlaging nauwelijks noodzakelijk voor het beschermen van de koopkracht.
Integendeel, maatregelen die de huurprijzen kunstmatig beperken, leiden doorgaans tot nog minder nieuwbouw. Het tekort aan woningen neemt daardoor alleen maar toe.
Het verwijt dat lokale overheden uitsluitend de belangen van verhuurders dienen, is opvallend tegen de achtergrond van wie aan het protest deelnam. Partijen als de PvdA en GroenLinks hebben in vrijwel alle grote steden, waar het woningtekort het meest schrijnend is, al jaren de bestuurlijke meerderheid, ziet De Gruyter.
Verstikkende regie en onbedoelde effecten
De Gruyter illustreert de problemen waar ontwikkelaars al snel tegenaan lopen.
In Amsterdam en andere grote gemeenten geldt een vaste verdeling per project: 40 procent sociale huur, 40 procent middenhuur en slechts 20 procent vrije sector. Dit rigide systeem ontmoedigt investeerders, vertraagt projecten en zorgt dat minder woningen worden gebouwd.
Herstel na kraak drijft de prijs voor nieuwe legitieme bewoners alleen maar op.
Terwijl het protest retoriek van crisis en uitbuiting gebruikte, ligt een groot deel van de oorzaak juist in jarenlang eigen beleid dat onvoldoende ruimte bood voor marktpartijen.
Het Woonprotest liet volgens De Gruyter zien dat maatschappelijke onvrede over de woningmarkt groot is, maar ook dat politieke partijen soms liever anderen de schuld geven dan naar hun eigen rol kijken. Zonder minder complexe regels, meer ruimte voor investeerders en een realistischer beleid zal het woningtekort niet verdwijnen.